Klik hier voor
RASSTANDAARD   STAMBOOM

OORSPRONG VAN DE OUDDUITSE HERDER

IN HET KORT
De oudduitse herder is eigenlijk een langstokharige herdershond, die gefokt wordt op zijn beharing en rechte niet aflopende rug. Alle “oudduitse herdershonden ” stammen oorspronkelijk uit worpen van kortharige herdershonden. Tot 1991 mocht van de herdershondvereniging, de SV, ook met deze honden gefokt worden. Maar toen veranderde men de rasstandaard en de langstokharige werd niet meer toegestaan. Er waren echter al altijd liefhebbers van de langstokharige varianten en zo ontstonden de eerste fokverenigingen. Door het in de Thüringer bloedlijn gekruiste Würtemberger "schlag" is er onderscheid gekomen in het karakter (zie onderaan de pagina) van de langstokharige herder en de stokharige herder. Aangezien de lange haren bij de duitse herder op een recessief gen ligt, komen er ook nu nog steeds puppies met langharige vacht uit worpen van kortharige ouders.

UITGEBREIDE GESCHIEDENIS
Zo'n honderd jaar geleden merkte men honden als herdershond aan die aan vijf kenmerken voldeden:
- rechtopstaande oren
- gestrekte smalle snuit
- hangend gedragen volle staart
- onvermoeibare duurloper
- voortdurend opmerkzaam op de baas gerichte, vragende blik

Herdershonden bestonden en bestaan in allerlei kleuren en met allerlei verschillende soorten vachten. Ludwig Beckman, een zeer bekend onderzoeker op dit gebied, schreef in 1894 dat het goed zou zijn, als uit de vele regionaal gebonden typen herdershonden minstens drie subrassen zouden worden gefokt: ruwharigen, kortharigen en langharigen. In België deed men dat door in 1891 een rasstandaard voor de Belgische herdershond te omschrijven. Men stond vier varianten in kleur en beharing toe: de Mechelse herder, de Lakense herder, de Tervurense herder en de Groenendaler. De eerste Duitse Herdershondenclub accepteerde herdershonden van iedere grootte en met elke type vacht. Dat veranderde in 1899 toen ritmeester Max von Stephanitz de nieuwe Deutschen Schäferhund Verein (SV) oprichtte. Von Stephanitz kende geen waarde toe aan gebruikshonden voor herders. Hij zocht daarentegen naar honden die geschikt waren voor militair gebruik: krachtig, onvermoeibaar, weerbestendig en temperamentvol. Om aan deze eisen tegemoet te komen, moest de nieuwe Duitse herdershond eerst groter worden. Daartoe kruiste men herdershonden uit Thüringen en Sachsen met herdershonden van het "Würtemberger slag". De Noordduitse honden waren kleiner, lichter gebouwd en nerveuzer, maar hadden wel de voor herdershonden gewenste rechtopstaande oren. De Zuidduitse honden waren groter, krachtiger en beschikten over meer doorzettingsvermogen, maar de stand oren was vaak gebrekkig. De Schäferhund Verein had hier 100 jaar geleden geen problemen mee. Men accepteerde alle kleuren en wat betreft het vachttype drie varianten: ruwharigen, langharigen en glad- of stokharigen. Hoofdzaak was dat de hond groot genoeg was om als diensthond inzetbaar te zijn. Maar deze tolerantie duurde niet lang. Eerst werden de honden met één kleur uitgesloten van de fokkerij. Daarna was het de beurt aan de ruwharigen, de ruigharigen en de langharigen, omdat volgens de ritmeester die vachttypen water vasthouden. Hierdoor nam volgens hem de weerbestendigheid en de gebruikswaarde af. De Schäferhund Verein richtte zich met de fokkerij op de stokharige, op de wolf gelijkende hond die als werkhond voor allerlei taken inzetbaar zou moeten zijn: als diensthond in het leger en bij de politie, maar ook als waakhond voor particulier gebruik. De herders op het platteland lieten zich hierdoor niet in verwarring brengen; zij bleven verder hun eigen "Oudduitse herdershonden" fokken.

Sinds die tijd zijn er twee "soorten" Duitse herdershonden:

1. de Oudduitse gebruikshonden (in zin van oude rassen van herdershonden uit Duitsland) voor bescherming en kuddebewaking (de Strobel, de Westerwälder, de Harzer Fuchs en de Gelbbacke);

2. de Duitse herdershonden: krachtige, stokharige gebruikshonden. Langhaar herdershonden zijn al sinds 1930 in de SV verboden Langstokharige honden kwamen echter steeds weer in "normale" nesten voor (resersieve overerving) en werden onder bepaalde voorwaarden getolereerd.

Tot 1991. In dat jaar voerde de Schäferhund Verein een wijziging door in de rasstandaard. De langstokhaar werd aangemerkt als een fout en uitgesloten van de fokprogramma's. Maar ze zijn er echter nog steeds, de ongewenste "langstokharigen", ook binnen de SV. Vanuit de standaard bezien, zijn er geen verschillen: "Oudduitse langharigen" zijn van oorsprong Duitse herdershonden. Verplicht zijn zowel bij de ene als bij de andere soort dezelfde kenmerkende rechtopstaande oren, de lange enigszins spitse snuit, een licht afvallende ruglijn, de voorwaartse "drive" tijdens het draven en de hangend gedragen, volbehaarde staart.

De "Oudduitse langharigen" hebben doorgaans iets zwaardere botten en zijn iets zwaarder gebouwd. Ze zijn iets groter, zwaarder, hebben een bredere kop en meer uitgesproken stop. Dit geld zeker voor de honden uit de zuivere DDR-bloedlijnen. In de DDR is vooral ook op robuustheid en winterhardheid gefokt. Aan de buitenkant is het enige verschil de vacht: stokharigen 3-5 cm lang ( langstokharigen 5-10 cm lang (Langstokhaar wordt gekenmerkt door lang, zacht en niet vast aangesloten dekhaar met onderwol, waaiers en pluimen aan oren en benen, zeer vol behaarde staart met waaiervorming naar beneden.) langharigen meer dan 10 cm lang (Langhaar betekent lang, zacht haar zonder onderwol, meestal op het midden van de rug gescheiden, waaiers en pluimen aan de oren, benen en staart). Zonder twijfel behoren de langstokharige tot de mooiste honden. Als Duitse herdershond zijn ze niet "conform de standaad" en hebben ze daarom geen kans te worden toegelaten tot de fokkerij, ondanks dat ze in alle bekende en leidende bloedlijnen voorkomen. Enkele liefhebbers kwamen hiertegen in opstand. Zij organiseerden een vereniging en namen de zorg voor de fokprogramma's op zich. Ze houden tentoonstellingen en brengen bezitters van langharige Duitse herdershonden bij elkaar. De langharige herdershonden blijken op hun eigen tentoonstellingen niet onder te doen voor hun stokharige evenknieën, zoals dat ook het geval is bij alle andere onderdelen van de klassieke hondensport. En verdiep je je in de tentoonstellingscatalogus in de ouders van een tentoongestelde hond, dan zie je niet zelden de bekende namen van de Schäferhund Verein.

KARAKTER
Oudduitse "Langharige herdershonden" zijn Duitse herdershonden met een geremd temperament. Ze zijn niet alleen van forser van postuur, ze zijn ook beheerster en rustiger van aard. Een Oudduitser is geen hond die, op bevel of spontaan, altijd en onmiddellijk "uitbarst" in activiteit. Hij neemt de tijd, kijkt en controleert eerst, voordat hij reageert. Het is een menslievende hond met een zachtaardig karakter die zich van nature graag aanpast, een vriend voor alle vriendelijke mensen. Daarentegen kent hij goed het onderscheid tussen vriend en vijand. En als het nodig is, doet hij dat ook! Dit verschil in karakter met de kortharige vertegenwoordigers van het Duitse herdershondenras, wordt veroorzaakt door het in de Thüringer bloedlijn gekruiste Würtemberger "schlag".

BRON: http://www.wiesenhof.nl/